donderdag 14 februari 2008

Zinloos kreunen

Of er dan niet één voordeel was verbonden aan het dichter-des-vaderlandsgedoe? werd me in Paradiso gevraagd. Nou nee, antwoordde ik. Eentje misschien, voegde ik er schoorvoetend aan toe. Een financiële. Stel, zei ik, stel - je krijgt als dichtertje 250 euro voor een optreden. Voor een dichter des vaderlands hebben ze met gemak 2500 euro over. En als jij zo'n club of genootschap dan terugschrijft dat je voor een uurtje van je majesteitelijke aanwezigheid 5000 euro wilt hebben antwoorden ze prompt: Ook goed. Kom maar. Van die ontdekking, besloot ik mijn reactie in Paradiso, moet je vooral niet teveel misbruik maken.
Dat was geen slotzin uit braafheid, dat was een slotzin die doelde op zekere dichters des vaderlands en andere dorpsdichters die louter en alleen ten eigen bate met de collectezak rondgaan.
De volgende dag las ik in het Parool dat ik weer een smakelijke anekdote had verteld. Ik kreeg altijd 250 euro voor mijn optredens en, bliksems nog aan toe, in de tijd dat ik dichter des vaderlands mocht zijn ving ik daar meteen 2500 voor.
De premisse ('stel') was weg. De slotzin was eveneens verdwenen.
Tja.
Daar sta je dan ineens te boek als een armoedzaaier die op geld uit is.

Ook mensen die slim heten te zijn, diepere denkers dan de verslaggevers van de dag, luisteren slecht. Toevallig las ik, enige tijd geleden alweer, op de website van Max Pam dat ik gezegd zou hebben, tijdens een gelegenheid waar ook Max Pam aanwezig was, dat de site Geen Stijl de 'opvolger' zou zijn van W.F. Hermans. Misschien stond er zelfs 'waardige opvolger', wat ik me niet herinner en niet hoop.
Ik had het bij die gelegenheid, die in het teken stond van iets ter herdenking aan of ter viering van W.F. Hermans, over de formele tijden die nog maar kort achter ons lagen. Ik dacht daarbij aan de Nederlandse jaren dertig en vijftig, die door zekere oorlog eventjes onderbroken Heuse Periode. In die formeler tijden, de bakermat van de generatie Hermans, konden schrijvers opvallen door hun afwijkende toon of hun speciale woordkeus. Ik dacht aan de typisch Multatuliaanse overdrive bij zekere literatoren. Nu, aan die behoefte om het spits en geinig en snel en memorabel te zeggen, voegde ik er aan toe, wordt in onze jaren dubbelenul ruimschoots voldaan in de ene scheldrubriek na de andere, zie bijvoorbeeld het stijltje en de onomwondenheid van Geen Stijl. De schrijvers van nu zullen dus iets anders moeten verzinnen of daar bovenuit moeten zien te komen. Dat zei ik. Ik weet niet of het terecht is. Wat je op zulke avonden doet, in een forum met publiek, is balletjes opgooien. Maar het is toch een heel ander balletje dan ik bij Pam weer zag landen?

Ik beklaag me over de arme, in ongerede geraakte juistheid van uitdrukking. Ik beklaag me niet over me zelf. Ik beschrijf een mechanisme. Ik juich elk misverstand toe dat ze over mij in de wereld helpen.